MOTIVERING

 

Voorgeschiedenis en aanleiding

 

In het najaar 2019 zijn we gestart met enkele ingrepen te doen om de gevolgen van de overlast op de Transportzone Meer in te perken.

Het gaat voornamelijk om groenbeheer, ruiming afval, ruiming menselijke ontlasting en handhaving.

Na één jaar leert ons de evaluatie dat er meer en ingrijpender moet ingezet worden. Dit heeft een serieuze kostprijs welke ten laste komt van de begroting van de stad.

Om deze kosten gedeeltelijk te kunnen recupereren, wil het bestuur een belasting op de verdeelapparaten van de diesel voor vrachtwagens invoeren.

 

Juridische grond

 

          Artikel 40 en 41 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.

          Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.

 

Argumentatie

 

Het is een feit dat de uitbating van tankstations bijkomende uitgaven veroorzaken voor de stad inzake mobiliteit, infrastructuur, wegennet en netheid (zwerfvuil, menselijke uitwerpselen).

 

Het is ook zo dat de aantrekkingskracht van de tankstations in het grensgebied zeer groot is gezien het tanktoerisme. Dit leidt dan tot een enorme verkeersdrukte in de nabije omgeving van de tankstations met als gevolg verkeersonveilige situaties, verkeersongevallen en incidenten, bijkomende kosten van handhaving, overlast voor de omgeving en buurtbewoners, negatieve gevolgen voor het leefmilieu,...

 

De bovengenoemde kosten en overlast alsook alle negatieve gevolgen nemen in zeer sterke mate toe indien een tankstation bijna exclusief door vrachtwagens wordt bezocht.

 

Aangezien de uitbating van tankstations een economische activiteit is die voor de exploitanten redelijkerwijze inkomsten genereren, is het verantwoord om ook hen te laten bijdragen aan de bijkomende kosten veroorzaakt door de tankstations.

 

Het is dus derhalve redelijk en billijk om hen een belasting te laten betalen, rekening houdend met de financiële toestand van de stad en meer bepaald de kosten die de stad heeft om de gevolgen van deze overlast in te dijken.

 

BELEIDS- EN FINANCIELE INFORMATIE

 

Valt onder actie "We verhogen de aantrekkingskracht en veiligheid van de bedrijventerreinen" van het meerjarenplan, met actienummer: 4/2/2/2, beleidsitem: Handel en middenstand met nummer 500-00 en algemeen rekeningnummer: Belasting op verdeelapparaten vrachtwagendiesel 73599999.

Voorziene budget in het meerjarenplan: 0 EUR.

Reeds gebruikt budget: 0 EUR.

Beschikbaar budget op vandaag: 0 EUR.

Budget nodig voor dit besluit: 392.500,00 EUR.

Te voorzien budget in eerstvolgende aanpassing MJP 392.500,00 EUR voor de jaren 2021 tem 2025 en dit per jaar.

 

De financieel directeur heeft op 23 oktober 2020 visum verleend.

 

BESPREKING

 

Gemeenteraadslid Ward Baets leest in de argumentatie van dit agendapunt dat de aantrekkingskracht van tankstations groot is in ons grensgebied  Zo krijgt Hoogstraten te maken met tanktoerisme dat een overlast creëert voor de omgeving en negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Voor het raadslid zijn deze elementen uit de argumentatie niet nieuw. In de gemeenteraad van november werd het intrekken van het RUP voor de transportzone goedgekeurd. Dit RUP bood een antwoord op tal van uitdagingen: een groepering van de tankstations waardoor de  verkeersproblematiek wordt aangepakt, sanitaire ruimtes voor de tankstations en voor de ganse transportzone streven naar een optimale invulling. Het raadslid vraagt zich af of de investeringen die tankstations moeten doen in het kader van het RUP niet dermate zijn dat tankstations gaan redeneren dat een nieuw RUP niet meer noodzakelijk is. Daarnaast vraagt het raadslid zich ook af of deze heffing het tanktoerisme gaat oplossen; hij betwijfelt of het doorrekenen aan de klant zal volstaan. Met deze heffing meent raadslid Ward Baets dat we een hypotheek nemen op een degelijke uitvoering. Door deze heffing zullen inkomsten worden gerealiseerd die fundamenteel zijn. Het raadslid vraagt zich af of er een plan van aanpak is over hoe men de bestaande problematieken gaat aanpakken.

Raadslid Ward Baets herhaalt de drie bedenkingen van de fractie CD&V bij deze belasting:

1  Staat het RUP niet op de helling door deze heffing, gaan de tankstations niet                 redeneren dat er geen nieuw RUP nodig is?

2. Het tanktoerisme gaat door deze heffing niet opgelost worden, de problemen zullen                blijven bestaan.

3. Is er een plan van aanpak over hoe de problematieken gaan aangepakt worden?

 

 

Schepen Roger van Aperen is blij met deze tussenkomst, hij meent dat gemeenteraadslid Ward Baets goed weet met welke problemen de transportzone  geconfronteerd wordt. Aan het begin van deze legislatuur is er veel commentaar geweest over de wanpraktijken op de transportzone. Ook LCHM heeft toen een oproep gedaan aan de gemeente om hier iets aan te doen. Er zijn minimale maatregelen getroffen om de transportzone een nieuw uitzicht te geven, zo is er een firma uit Nederland aangesteld om de zone op te kuisen waarmee ook duidelijke afspraken zijn gemaakt aangezien dit geen evidente opgave is. Daarnaast is er een container geïnstalleerd waar toiletten beschikbaar zijn. Alles bij elkaar zijn er ingrepen gebeurd die de stadskas 85.000 tot 125.000 EUR per jaar kosten. In november werd er inderdaad aan de gemeenteraad gevraagd om het RUP in te trekken en ineens met een nieuw RUP van start te gaan. Een dergelijk RUP maken duurt echter lang. Schepen Roger Van Aperen meent dat als we hier nu niets aan doen dat er geen enkele verbetering zal zijn. Hij wil daarom vanaf januari 2021 met deze belasting starten. We zijn geen bedenker van dit verhaal, we zijn hiervoor de mosterd gaan halen bij de stad Maasmechelen. LCHM en ook de tankstations zelf vinden dat de situatie niet langer houdbaar is en dat er oplossingen moeten gezocht worden. Daarom besliste het college om de investeringen nu verder te zetten en op zoek te gaan naar gelden om deze investeringen te kunnen betalen bij diegenen die deze overlast veroorzaken. Dit zal inderdaad geen oplossing betekenen voor het tanktoerisme. De schepen bevestigt dat er een plan van aanpak is, dat nog verder moet vorm krijgen met alle betrokkenen.

 

Burgemeester Marc Van Aperen vult aan dat er bovenop deze belasting ook geïnvesteerd wordt in overleg met ministers Hilde Crevits en Lydia Peeters. Samen met hen wordt er naar oplossingen gezocht, het is voor de burgemeester immers duidelijk dat dit niet door Hoogstraten alleen moet opgelost worden. Ook Vlaanderen en Europa moeten hier een rol in spelen.

 

Raadslid Ward Baets verduidelijkt dat de bezorgdheid van het college gedeeld wordt, maar hij beklemtoont dat de beslissing voor de herneming van het RUP wel overeind moet blijven. Deze heffing kan niet als een hefboom gebruikt worden om het RUP te contesteren, het raadslid meent dat er geen tijdelijke oplossingen moeten blijven gegeven worden maar dat ze structureel moeten opgelost worden via het RUP.

 

BESLUIT

 

Bij 17 ja stemmen (Marc Van Aperen, Michel Jansen, Arnold Wittenberg, Roger Van Aperen, Faye Van Impe, Piet Van Bavel, Jos Martens, Herman Snoeys, Fons Jacobs, Ann Fockaert, Marcel Verschueren, Dimitri Van Pelt, Jef Vissers, Maarten Leemans, Ann Tilburgs, Ans Lochten en Koen Van Leuven) en 8 onthoudingen (Mai Sterkens, Marc Haseldonckx, Ward Baets, Tinne Rombouts, Jos Matthé, Hilde Vermeiren, Joël Adams en Ilse Verachtert)

Enig artikel:

De gemeenteraad keurt volgend belastingsreglement goed:

 

Belasting verdeelapparaten brandstof vrachtwagens

 

Artikel 1:

Vanaf het aanslagjaar 2021 en dit voor de periode van het huidige MJP 2021-2025 wordt een belasting gevestigd op verdeelapparaten van brandstoffen, bestemd voor gemotoriseerde voertuigen exclusief voor vrachtwagens, indien deze toegankelijk zijn voor het publiek.

Artikel 2:

De belasting bedraagt 2.500,00 EUR per brandstofslang, zijnde een leiding waarmee de brandstoffen uit het verdeelapparaat van brandstoffen naar een vrachtwagen geleid wordt wanneer het verdeelapparaat van brandstoffen exclusief bestemd is voor vrachtwagens.

Indien aan het verdeelapparaat van brandstoffen twee of meerdere brandstofslangen zijn ingebouwd, is de belasting respectievelijk twee of meerdere malen verschuldigd.

Artikel 3:

De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de verdeelapparaten van brandstoffen op 01 januari van het aanslagjaar. De uitbater van verdeelapparaten van brandstoffen is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

Artikel 4:

De belasting is ondeelbaar en voor gans het aanslagjaar verschuldigd.

Artikel 5:

Zijn van de huidige belasting vrijgesteld:

 

1. De verdeelapparaten van brandstoffen die zich bevinden op een privé-terrein (garage of een gelijksoortige plaats) en die van buitenaf noch zichtbaar zijn noch aangekondigd zijn en ook niet dienen voor de bevoorrading van langskomende voertuigen;

 

2. De verdeelapparaten van schone brandstoffen. In de zin van het huidige reglement verstaat men onder "schone brandstoffen" de brandstoffen die fossiele oliebronnen vervangen als energievoorziening voor het vervoer en kunnen bijdragen tot koolstofvrije energievoorziening, met name elektriciteit, waterstof, biobrandstoffen en LPG.

Artikel 6:

De belastingplichtige ontvangt vanwege de stad een aangifteformulier dat behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.

 

De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden, uiterlijk op 1 oktober van het lopende aanslagjaar, aan de stad voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

Artikel 7:

Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 6 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve gevestigd.

 

In geval van ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van de gegevens waarover de belastingheffende overheid beschikt.

Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen, of het personeelslid dat door het college van burgemeester en schepenen daartoe is aangesteld, de belastingplichtige, met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.

 

De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

 

Als een belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen.

 

Op de ambtshalve opname in het kohier van de belasting zal een belastingverhoging van 25%, 50% of 100% worden toegepast al naargelang het een eerste, tweede of derde (en volgende) overtreding betreft. Het bedrag van deze verhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.

Artikel 8:

Door het college van burgemeester en schepenen worden personeelsleden aangesteld die bevoegd zijn om een controle of onderzoek in te stellen en vaststellingen te verrichten in verband met de toepassing van de belastingverordening.

De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 9:

De belastingplichtige is gehouden elke wijziging in het aantal verdeelapparaten van brandstoffen waarvan hij eigenaar is tijdens het aanslagjaar van onderhavig reglement, op eigen initiatief aan de stad bekend te maken binnen de maand na de wijziging. Een wijziging in min heeft geen gevolg gezien de belasting ondeelbaar en voor het ganse jaar verschuldigd is. Een wijziging in plus zal dus een extra belastingaanslag inhouden voor het bijkomend aantal.

De belastingplichtige die zijn zaak verkoopt of overdraagt is verplicht dit binnen de veertien dagen mee te delen aan het college van burgemeester en schepenen. In dit geval mag de voor het lopende jaar betaalde belasting overgedragen worden op naam van diegene die de uitbating verder zet.

Artikel 10:

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.

Artikel 11:

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 12:

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag (en de eventuele

belastingverhoging) een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen dat handelt als administratieve overheid. Er wordt niet voorzien in het indienen van bezwaarschriften via een duurzame drager.

Het bezwaar moet schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend, en op straffe van verval binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige, alsook het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten of middelen.

Het college van burgemeester en schepenen stuurt binnen 15 kalenderdagen na verzending of indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding. Deze ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden verstuurd.

Indien de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in zijn bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.

De belastingplichtigen kunnen de verbetering aanvragen van materiële vergissingen zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz., zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, nog niet werd goedgekeurd.

Artikel 13:

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het Decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat Wetboek van toepassing voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Artikel 14:

Het reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 en 287 van het Decreet Lokaal Bestuur.